Magnesium vervult zijn taken het best als „teamspeler“ samen met bepaalde andere mineralen, maar ook met bepaalde spoorelementen, aminozuren en „fytamines“ (zogenaamde secundaire plantaardige stoffen).

Vandaag de dag zijn er een groot aantal verschillende magnesiumverbindingen, die allemaal hun individuele voordelen en soms ook nadelen hebben (al is het maar de prijs). Deze magnesiumverbindingen omvatten: Magnesiumchloride, magnesiumcarbonaat, magnesiumoxide, magnesiumgluconaat, magnesiumcitraat, magnesiumrotaat, magnesiumepidolaat, magnesiummalaat, magnesiumthryonaat, magnesiumbisglycinaat, magnesiumaspartaat, magnesiumarginaat, magnesiumEAP (EAP = fospatidylethanolamine), magnesiumtauraat, magnesiumthryonaat, magnesiumperoxide en magnesiumsulfaat.

Evenals magnesiumcitraat wordt ook magnesiumbisglycinaat bijzonder goed geabsorbeerd. Bovendien wordt deze magnesiumverbinding bijzonder goed verdragen en levert het lichaam het aminozuur glycine, dat magnesium als geen andere stof ondersteunt in zijn zenuw beschermende, stress-beschermende, ontstekingsremmende, kraakbeen-versterkende en spierontspannende werking.

De gegevens over de absorptie in de darm en de absorptie in verschillende weefsels en cellen zijn deels tegenstrijdig. Enerzijds is dit te wijten aan het feit dat het niet lang en hoog genoeg wordt gedoseerd. Anderzijds worden sommige magnesiumverbindingen (b.v. magnesiumcarbonaat, magnesiumoxide, magnesiumchloride) in hogere eenmalige doses (meer dan 50-100 mg) slechter geabsorbeerd dan b.v. -citraat, -malaat of aminozuur gebonden magnesium (b.v. -tauraat en -bisglycinaat). Een tekort aan belangrijke synergisten (b.v. het spoorelement borium, de mineralen kalium en calcium, vitamine D3, B6 of aminozuren zoals glycine, lysine en taurine) leidt eveneens tot een verminderde biologische werking en beschikbaarheid van magnesium.

Een gebrek aan celenergie en vitamine D leidt tot een chronisch verhoogd calciumgehalte in de cel. Als gevolg daarvan kunnen magnesium en kalium de cellen niet in de gewenste hoeveelheid bereiken. Vitamine B6 is onder meer betrokken bij de vorming van de twee energie verhogende stoffen taurine en creatine, die een positief effect hebben op de regulering van het intracellulaire calcium-, magnesium-, kalium- en natriumgehalte.

In het zenuwstelsel ondersteunt taurine de functies van kalmerende neurotransmitters zoals glycine en GABA.  Een tekort aan taurine, veroorzaakt door een tekort aan vitamine B6, leidt bijvoorbeeld tot een toename van ontstekingsprocessen, vooral na contact met chemicaliën in het milieu, zoals alcohol, oplosmiddelen, formaldehyde en gechloreerde koolwaterstoffen.

Een tekort aan vitamine B6 kan leiden tot psychologische problemen en functiestoornissen van de hersenen.  Je wordt prikkelbaar, depressief, moe, verward en je kunt je niet meer zo goed concentreren. Geen wonder, want vitamine B-6 is betrokken bij de vorming van veel hersenboodschappers (neurotransmitters). Deze omvatten serotonine, dopamine, GABA en taurine.  Bovendien is vitamine B6 ook betrokken bij de afbraak van de prikkelende neurotransmitter glutamaat (de „versneller“ in het zenuwstelsel).

Borium kan helpen de mineralenbalans te sparen door het verlies van calcium, magnesium en fosfor via de urine te verminderen.

Aminozuur-gebonden mineralen

In mineraalchelaten of aminozuurgebonden mineralen worden de mineralen gebonden aan aminozuren (b.v. asparaginezuur, glycine, threonine) en vormen dan een Mg-dipeptide of -tripeptide. Veel magnesiumverbindingen (gluconaat, oxide en carbonaat) worden door maagzuur opgelost en omgezet in -chloride. Vervolgens heeft het onder meer vitamine D, vitamine B6 en eiwitten nodig voor een actieve absorptie door het darmslijmvlies.

Dit is niet het geval met een chelaat – deze kleine eiwitfragmenten transporteren het mineraal (b.v. magnesium) zonder veel moeite naar de dunne darm en daar via de darmwand in het bloed. Zij maken een drie- tot tienmaal hogere en gemakkelijkere absorptie mogelijk, omdat aminozuren als een actief transportmedium dienen. Naast aminozuren kunnen ook citroenzuur, appelzuur of weizuur worden gebruikt als bindingspartners voor mineralen zoals magnesium. Dan hebben we bijvoorbeeld het zeer populaire en bijzonder goed ontzurende magnesiumcitraat.

Calcium als tegenstander & medespeler(!) van magnesium

Vroeger dacht men dat calcium- en magnesiummineralen elkaars opname in het lichaam hinderden. Recentere bevindingen tonen echter aan dat dit zelden het geval is.

– Calcium en magnesium vervullen verschillende taken, maar kunnen niet werken zonder de ander.

– Samen met vitamine D vervult magnesium vrijwel de functie van een uitsmijter in het lichaam als het erom gaat te voorkomen dat te veel calcium de cellen binnendringt.

– Te veel calcium in het weefsel of in de cellen heeft negatieve gevolgen voor de gezondheid.

– Calcium, bijvoorbeeld, zorgt ervoor dat bloedvaten meer samentrekken. Het gevolg hiervan is, onder andere, een verhoogde bloeddruk.

– Beide mineralen hebben ook een effect op bepaalde hormonen.

– Zo bepaalt het parathormoon, dat door de bijschildklieren wordt geproduceerd, of calcium überhaupt uit de darm wordt opgenomen.

– Bij een overaanbod van calcium regelt het bijschildklierhormoon de opname naar beneden.

– Als er te weinig calcium beschikbaar is, komt er meer parathormoon vrij en kan er meer calcium via de darm worden opgenomen.

– Tegelijkertijd veroorzaakt een tekort aan magnesium in het bloed een verhoogde afgifte van parathormoon.

Glcyin
Het aminozuur glycine kan gedeeltelijk door het lichaam zelf worden aangemaakt. Recente studies van Spaanse en Franse wetenschappers hebben echter aangetoond dat het vermogen van het lichaam om zelf glycine te produceren zeer beperkt is. Volgens de onderzoekers moet glycine daarom worden beschouwd als een essentieel aminozuur – dat wil zeggen, een vitale stof die via de voeding aan het organisme moet worden geleverd. In het bijzonder wanneer glycine in voldoende hoeveelheden wordt verstrekt met magnesium, mangaan en ontstekingsremmende prostaglandinen (weefselhormonen) uit omega-3-vetzuren, werkt het als een remmende neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel en in het ruggenmerg en dient het als precursor of bouwsteen van belangrijke biomoleculen, zoals

het bindweefselbestanddeel collageen, van de „spierbrandstof“ creatine (in combinatie met methionine en arginine) of de belangrijkste antioxidant in de cellen – glutathion (in combinatie met cysteïne en glutamine).

Met behulp van bepaalde vitaminen (vitamine B6 B12, foliumzuur) wordt glycine ook gebruikt om fosfolipiden te vormen, zoals Fosfatidylethanolamine (of ethanolaminefosfaat = EAP), fosfatidylcholine en fosfatidylserine.

Fosfolipiden zijn belangrijke bouwstenen van celmembranen en zijn door hun structuur verantwoordelijk voor hun vloeibare eigenschappen. Voorts zijn fosfolipiden ook belangrijke bestanddelen van endogene cannabinoïden (endocannabinoïden), zoals de stof PEA (palmitoylethanolamide).  De stof wordt met succes gebruikt, onder andere om neuropathische pijn, ontstekingen en allergische reacties te verminderen en ook om de bijwerkingen van radiotherapie te voorkomen.

Glycinerge „slaapneuronen“ schakelen zintuiglijke prikkels zoals horen of ruiken uit, en leiden zo op een rustgevende manier naar diepe slaapfasen. Vrouwen en mannen die problemen hebben met inslapen of de hele nacht doorslapen, hebben vaak een tekort aan glycine.  Naast zijn neurotransmitterfunctie kan glycine ook cellen beschermen tegen schade door zuurstoftekort (ischemie).

Glycine is absoluut niet giftig en mag als levensmiddelenadditief in onbeperkte hoeveelheden aan levensmiddelen worden toegevoegd. Overtollige glycine wordt door het lichaam afgebroken tot glucose. Om snel effect te hebben in het centrale zenuwstelsel moet glycine via het mondslijmvlies worden geabsorbeerd. Op basis van deze kennis wordt dit aminozuur in Rusland al meer dan 20 jaar gebruikt in de vorm van een sublinguale tablet (Bidicin) om stress- en ziektegerelateerde overactiviteit van het centrale en vegetatieve zenuwstelsel tot een gezond niveau terug te brengen. Glycine heeft geen bijwerkingen en is niet verslaven.

De belangrijkste effecten van magnesium:

– Energiemetabolisme: Magnesium is betrokken bij de productie van ATP en allerlei daarmee samenhangende enzymreacties (zowel glycolyse als eiwitmetabolisme).

– Botten en tanden: Magnesium is belangrijk voor de vorming van botten en tanden. Een hoge calciuminname zonder extra magnesium verhoogt de behoefte, aangezien de uitscheiding van magnesium via de nieren door een hoge calciuminname wordt verhoogd. Alleen extra calcium nemen om osteoporose tegen te gaan kan juist om deze reden contraproductief zijn.

– Stabilisering van de membranen: magnesium is een cofactor van de natrium-kaliumpomp, die ervoor zorgt dat natrium uit de cel en kalium in de cel wordt getransporteerd. Op deze wijze wordt het ionenevenwicht en dus ook de membraanpotentiaal, die essentieel is voor de overdracht van zenuwimpulsen, in stand gehouden.

– Zenuw- en spierstelsel: Magnesium stimuleert zenuwcellen en spieren en regelt hun samentrekking en ontspanning, alsook de functie van het centrale zenuwstelsel. Een tekort aan magnesium kan leiden tot prikkelbaarheid, nervositeit en krampen.

– Cardiovasculair systeem: Magnesium heeft een gunstige invloed op het cholesterolmetabolisme. Magnesium is ook essentieel voor het opwekken en geleiden van impulsen in het hart en voor het samentrekken van de spieren in de slagaderwanden. Een tekort aan magnesium kan zich dan ook uiten in een hoge (verhoogde) bloeddruk, hartritmestoornissen en spasmen van de kransslagaders, die op hun beurt kunnen leiden tot angina pectoris en hartaanvallen op lange termijn.

Andere ziekten waarbij een tekort aan magnesium een rol speelt zijn bijvoorbeeld PMS, epilepsie, rustelozebenensyndroom en migraine. De behoefte aan magnesium wordt verhoogd door diarree, suikerziekte, stress, intensieve sportbeoefening, suiker- en alcoholgebruik.

Aanvulling op de voeding bij:

– osteoporose

– Stress (b.v. als -bisglycinaat, -tauraat en -pidolaat))

– Astma (om de spieren rond de luchtwegen te ontspannen – b.v. als -bisglycinaat)

– Menstruatiestoornissen

– Fibromyalgie (b.v. als -malaat)

– Migraine (bijv. als -tauraat)

– Spierkrampen (bijv. als -bisglycinaat en -citraat)

– Vermoeidheid (bijv. als -citraat en -malaat)

– Maag- of duodenale zweren (bv. als bisglycinaat)

– Geestesziekte (bijv. als bisglycinaat)

– Hypertensie als gevolg van vasoconstrictie (bv. als tauraat en bisglycinaat)

– hypercholesterolaemie (bv. als -tauraat en -bisglycinaat)

– Circulatiestoornissen als gevolg van vasoconstrictie (bv. als -tauraat)

– Artrose (b.v. als -bisglycinaat)